Vera Van Renterghem (Oscar Cook) signeert

Ik ben dertien en woon in een bejaardenhuis. Het gebouw is tot de nok gevuld met scheten en scheldwoorden, met kommer en kwel. Maar ook met vrolijkheid en vriendschap, dat heb ik zelf ondervonden. De oud-militair Karel, de gekke professor Otto en het aardige besje Lise zijn mijn vrienden geworden. Zonder hen zou ik nooit in het verleden van de graaf zijn gedoken om mijn vader uit de gevangenis te redden. Of was ik nooit op zoek gegaan naar wat er met mijn moeder gebeurd is toen ze enkele jaren geleden in mysterieuze omstandigheden stierf. Of had ik nooit geweten hoe moedig een mens kan zijn. Of had ik nooit beseft hoe hecht mijn vriendschap met Stiene is. Of had ik nooit geloofd dat er bovenmenselijke krachten bestaan…

Mijn leventje, ik vrees dat het bizar zal blijven.

Of dat te maken heeft met het Kraaiennest, het bejaardenhuis waarin ik als dertienjarige woon? Of met mijn  riendin Stiene, die ik niet meer uit mijn leven kan wegdenken? Of met de bovenmenselijke kracht van een fetisj?

Ja, zeker en vast, maar er is meer.

Als professor Otto plots de wetenschap afzweert, dan kun je er donder op zeggen dat er iets aan de hand is. Iets? De wereld staat op het punt voorgoed te veranderen! Komen Stiene en ik heelhuids uit het avontuur dat ons naar Ingolstadt in het jaar 1816 brengt? Zijn we echt allemaal helden, zoals Karel beweert?

Dit is geen doodgewoon verhaal van een dertienjarige jongen die in een bejaardenhuis woont en vriendschap sluit met tachtigjarigen. Nee, geloof me, er gebeuren vreemde dingen. Wat moet ik denken van een eeuwenoude vloek en het schoentje van Ko Ai, van blinde Chang en van het wrede volk in het Kachingebergte en hun jademijnen?

Stiene en ik belanden in Beijing in het jaar 1420. Brengt dit ons dichter bijeen of drijft het ons verder uit elkaar? Durf ik de waarheid onder ogen te zien? Ook als die het geheim van mijn vader en moeder ontsluiert?

Ik heb al veel verteld. Maar nog niet alles.
Ik had kunnen weten dat mijn leventje in het Kraaiennest, het bejaardenhuis waar mijn papa directeur is en ook oud-militair Karel, professor Otto en het lieve besje Lise wonen, nooit echt meer normaal zou zijn. Wat moet ik denken van Saskia, de nieuwe vriendin van papa? Is het toeval dat Stiene net nu een brief ontdekt van haar verdwenen mama? En wat moeten wij als dertienjarigen aanvatten met vijftien geheimzinnige, stokoude munten?

Een mysterieuze witte waterput brengt ons naar Salem in de zeventiende eeuw, de plek waar alles echt begint... Maar zijn we wel klaar voor wat dit nieuwe avontuur voor ons in petto heeft?

Oscar en Stiene komen op mysterieuze wijze in het Duitsland van 1943 terecht, in een spiraal van oorlogsgeweld, leugens en verraad. Wie is te vertrouwen, wie niet? Gelukkig ontmoeten ze de warme oude man Herman, die hen op het spoor brengt van de dappere Marthe en haar poppenfabriek. Ze proberen met hun nieuwe vrienden uit de houdgreep van de nazi’s te blijven en Jutte te helpen, maar dat is niet zonder gevolg. Is het bombardement bovenop de Berlijnse flaktoren de voorbode van de waarheid die in hun gezicht zal ontploffen? Wat is het verband tussen Stienes mama en het jaar 1943? Wat voert de Mensothecaris in zijn schild? Geraken ze ooit weer thuis?